Het boek en de lezer
Een lofzang op het boek, de boekhandels, de bibliotheken, de bibliofielen kan uiteindelijk niet zonder de lezers van al die boeken.
Al in 1494 verscheen in Das Narrenschiff van Sebastian Brant
de fraaie tekening van Dürer van de Büchernarr, het prototype van de hartstochtelijke, onverzadigbare lezer. In 1520 publiceerde Erasmus zijn tekst: Het boek tegen de barbarij. Volgens de recente Erasmusbiografie van Sandra Langereis wilde hij ‘een naïef doorsneepubliek tot een nieuw typelezers scholen: intellectueel gemotiveerde lezers, die hij wilde doen begrijpen hoe tekst werkt, hoe literatuur stuurt, hoe een schrijver zijn publiek drijft’ (citaat, pag. 227).
Een fraaie echo van Erasmus is nog te vinden in het boek van Alessandro Baricco, De barbaren(2012).
Ik ben ervan overtuigd, dat men naast het leesplezier, al lezend steeds nieuwe perspectieven
kan ontdekken. Vandaar dat het nu hier gaat om de relatie tussen lezers en beeldende kunst.
Om het boek als autonoom kunstwerk in allerlei vormen, zoals Boekfonteinen, en om de vele recente exposities. Je zou aan de hand van de beeldende kunst een geschiedenis van het lezen kunnen schrijven. Het gaat immers altijd om het centrale thema van de relatie tussen tekst en beeld.
In 1992/93 vond in het Frans Hals Museum de expositie plaats In het licht van het Lezen, de rol van het boek in de beeldende kunst. In 1993 waren bij de Frankfurter Buchmesse Nederland en Vlaanderen het zwaartepunt. In de Schirn Kunsthalle was de tentoonstelling Leselust te zien,
met werken uit de Nederlandse Gouden Eeuw. Zo'n tachtig Hollandse meesters uit die periode waren hier vertegenwoordigd (Catalogus, Hatje, Stuttgart).
Vrijwel gelijktijdig was in Wenen de expositie Sehen und Lesen te zien, vooral over de relatie tussen tekst en beeld in de 20ste eeuw, met ongeveer 500 werken van circa 170 kunstenaars
(Catalogus, Edition Cantz).
Wat geldt voor die exposities rond dit thema is uiteraard ook terug te vinden in uiteenlopende boeken en studies over lezers in de vele periodes van de cultuurgeschiedenis.
Ik begin met Kees Fens en Uta Janssens, Poseren voor de bladspiegel (Querido, Amsterdam, 1999, 124 pag.). Het zijn in mijn ogen weliswaar zwart-wit reproducties van matige kwaliteit, maar de inleiding (12 pag.) en de toelichtingen van de erudiete Fens leverden toch een overtuigend boekwerk op, een fraaie combinatie van tekst en beeld.
In 2018 verschenen van David Trigg: Die Kunst zu Lesen (Prestel, München, 352 pag.) en Lektüre, Bilder vom Lesen, vom Lesen der Bilder (Schirmer/Mosel, 168 pag.). De laatste titel naar aanleiding van een tentoonstelling in het Franz Marc Museum in Kochel am See. Inmiddels heeft de fotografie het thema van de beeldende kunst overgenomen. Andre Kertesz
en Steve McCurry zijn daarvan sprekende voorbeelden.
In vele eeuwen was er sprake van een hechte relatie tussen tekst en beeld, zoals in de bloeiperiode van de boekcultuur in de Lage Landen van de 17de eeuw. Er ontstond in de loop van de tijd een iconografie vol symbolen en toespelingen, een echte beeldcultuur.
Daarnaast werd er ook gewezen op de risico's en gevaren van het lezen en de toegenomen leeswoede vanaf de 17de eeuw. Herhaaldelijk stuit men op stillevens met boek en schedel in het vanitasmotief, het thema van de vergankelijkheid.
Heel veel werk is gewijd aan de Heilige Hiëronymus, de Kerkvader, de vertaler van de Bijbel,
de Vulgaat. Hij is vaak afgebeeld in zijn studeervertrek, de geleerde tussen de grote folianten. Behalve Hiëronymus ziet men ook vaak de vier evangelisten of Maria bij de Annunciatie,
lezend in een boek, maar ook de Moeder van Rembrandt, lezend in de Bijbel van de leerling
van Rembrandt Gerard Dou.
Regelmatig zijn het lezende vrouwen of meisjes, bij kaarslicht, bij een lamp, in de vrije natuur
of in de trein. In veel houdingen of poses, ontspannen of geconcentreerd, in afzondering.
Het heeft iets rustgevends, ingetogens, en de ruimte speelt daarbij een grote rol.
Opvallend veel moeders met kind en een boekje, waar nu die moeders doorgaans met het mobieltje in de hand zitten.
Opvallend is verder, dat vrijwel nooit te zien is wat men leest. Uiteraard bestaan er beroemde voorbeelden van lezers zoals Dante rond 1500, Gutenberg 1831, Tolstoi van Repin 1881,
maar ook kerkvaders, profeten, wetenschappers en geleerden.
Voor mij is nog steeds een van de mooiste voorbeelden het portret van Goethe in zijn kamer in Rome, bij het raam met de stoel achterover, lezend. Zo zag Tischbein de toen 38-jarige Goethe. Maar ik geniet ook van de karikaturen van Arcimboldo in de 16de eeuw of van Spitzweg in het midden van de 19de eeuw.
Weliswaar publiceerde de Fransman Pierre Bayard in 2009 het boekje Over boeken praten, die men niet heeft gelezen (Comment parler des livres, que l'on n'a pas lus , 162 pag.), maar de beeldende kunst spreekt daar een heel andere en interessantere taal.
Karel Hupperetz
Comments