De Schrijfgroep komt maandelijks bijeen in de Dickens Room.
Onderstaande tekst is een vervolg op bestaande tekst.
(uit: Gelukkig de gelukkigen, Yasmina Reza)
“Waar ga je heen?” vraagt hij. Dat ene zinnetje brengt me helemaal van mijn stuk. Waar ga je heen. Alsof we elkaar de vorige dag nog hadden gezien. Op dezelfde toon als vroeger, alsof we niets anders in ons leven hadden gedaan dan in een kringetje ronddraaien. Waar ga je heen treft me recht in mijn hart. Ik merk dat er verwarde gevoelens naar boven komen.
Waarom raak ik zo in de war. Wil ik nog iets van hem? Nee, of toch? Mijn keel zit dicht, ik kan geen antwoord geven en draai mijn hoofd naar het raam, waarin ik hem weerspiegeld zie. Nog steeds hetzelfde keurig geknipte haar, de hoornen bril en het dure maatpak. Een leren aktentas naast hem op de stoel. Waarom moest hij nu net vandaag deze trein nemen en waarom ging hij tegenover mij zitten in die eerste klas coupé, waar ik me voor deze ene keer op getrakteerd had. Wat een bizarre situatie.
“Ik vroeg je iets,” dringt hij aan. Dezelfde dwingende toon, het is geen belangstelling, nee, hij wil mij weer controleren. “Oh, gewoon een dagje uit”, zeg ik zo nonchalant mogelijk.
“Zeker dagje Amsterdam, Rijksmuseum? Ik ga ook die kant op, kunnen we mooi samen gaan.”
Amsterdam, Rijksmuseum, dat was precies mijn plan, wat kent hij mij goed, maar dit laat ik niet gebeuren. Ik moet iets verzinnen. Ik kan in Amersfoort uitstappen en bij een vriendin langs gaan. Dan maar geen museum. Ik pak mijn telefoon uit mijn tas en app mijn vriendin. Ze is thuis. Opgelucht zet ik mijn telefoon uit. “Nee ik ga niet naar Amsterdam.” Ik draai mijn hoofd weer naar het raam en bekijk mijn eigen spiegelbeeld. Warrig haar, geen make-up, een gemakkelijk vest over een T-shirt, heel gewoontjes, maar het kan me niet schelen, ik vind het prima.
Even blijft het stil. Opeens zegt hij: “Weet je, ik mis je, kunnen we niet opnieuw beginnen. Zo slecht ging het toch niet tussen ons?” Het klinkt smekend. Met een ruk draai ik me naar hem toe. Mijn hart bonst. Bijna bezwijk ik voor die toon, maar ik ken hem, ik begin er niet aan. Nu rustig blijven. “Je weet dat het voorbij is en je weet ook waarom, altijd willen weten waar ik naar toe ging, elke afspraak controleren. Controle, controle en nog eens controle.”
Hij gooit het over een andere boeg. “Maar je had toch zo’n mooi leven bij mij, je kon alles krijgen wat je wilde hebben, veel mooiere kleren dan je nu aan hebt.” Hij pakt me bij mijn pols. “Kom we gaan naar de Kalverstraat kleren kopen.”
“Het volgende station is station Amersfoort, station Amersfoort.” Ik ruk mijn pols los, “Nee, het is echt voorbij, ik wil die kleren niet.” Ik trek mijn jas aan en zonder nog iets te zeggen loop ik naar de uitgang.
Corry Schoemaker
Comments