top of page

Lofzang op het oude carnaval

Bijgewerkt op: 17 mei 2021

Dit jaar vieren we rond de veertiende februari een wat andere, uitzonderlijke carnaval, minimaal

en marginaal.


Wellicht een goede aanleiding om iets over de achtergrond van dat feest te vertellen.


Het is een oud, heidens festijn, rond de overgang van winter naar lente, dat de gelegenheid biedt om te schransen en te brassen. Wij kennen het vanaf de vroege middeleeuwen, bijvoorbeeld in Venetië vanaf 1268. Velen hebben wellicht gehoord van Das Narrenschiff van Sebastian Brant uit 1494 of lazen ooit Lof der Zotheid van Erasmus of de studie van Herman Pleij: Het Gilde van de Blauwe Schuit. Verder zijn talrijke ‘Fastnachtsspiele’ uit de middeleeuwen bewaard gebleven. Eeuwenlang hebben de katholieke kerk, de Reformatie en de overheid gepoogd het feest te verbieden, of tenminste beheersbaar te maken, totdat dat Napoleon in 1797 lukte.

In de periode van de vroege negentiende eeuw ontstond met name in het Rijnland een tweede carnavalsgolf, met Keulen in 1823 als startpunt. Daarna waaierde het uit en vond het feest snel navolging in ons land en werd in 1842 in Venlo de oudste Nederlandse Carnavalsvereniging opgericht. Met name in de negentiende eeuw was er een explosie van carnavalsverenigingen, nu tellen we er minstens zo'n 1100.


Het woord carnaval is afgeleid van ‘Carne Vale’, vaarwel vlees, als verwijzing naar de vastentijd (Fastnacht, Vastelaovond). De oorspronkelijke bedoeling van het feest was het ridiculiseren van de macht, de bestaande normen, het opheffen van het verschil in rangen en standen. Carnaval vertegenwoordigde een vorm van saamhorigheid en verbroedering om daarmee de samenleving een spiegel voor te houden. Het tijdelijk iemand anders zijn, de gezagsverhoudingen op hun kop zetten, een speelse omkering van het gangbare bestel, van maatschappijkritiek tot revolte.

Volgens sommige onderzoekers was het nooit meer dan een voor korte tijd toegestane uitlaatklep, om even de druk van de ketel te nemen, waarna men zich weer moest aanpassen.

Hoe dan ook, altijd was het op Aswoensdag weer voorbij, dan haalde men in de kerk zijn askruisje en begon de veertig dagen durende vastentijd. Het was een vorm van georganiseerde chaos, met een licht anarchistische component.

Carnaval kreeg in de negentiende eeuw zijn huidige vorm met als vaste ingrediënten: een Raad van Elf, optochten met groepen en eenlingen, lokale carnavalsliedjes in dialect, Alaaf als groet, en dit alles speelt zich af op straat en in de kroeg. Het is een grootschalige maskerade, met al of niet geschminkte gezichten. Er zijn heel veel verschillen per dorp, stad of regio.

Nadat de Stadssleutel is overgedragen aan de Prins verandert de stadsnaam in bijvoorbeeld Oeteldonk of Kronkeldörp.


Heel lang was carnaval, net zoals de Elfstedentocht ooit een Friese aangelegenheid was, een festijn exclusief voor het zuiden, het gebied beneden de grote rivieren, tot de invasie vanuit de rest van het land kwam en de oude, lokale magie verdween ten gunste van zuipen en hossen. Gelukkig zond NPO3 op mijn verjaardag in februari 2018 een zeer fraaie documentaire van Rob Hodselmans en Prins Lex Uiting uit: Nao 't Zuuje, een goede sfeertekening van het oude feest. Zelfs ons Dagblad van het Noorden wijdde in 2009 en 2018 een hele pagina aan carnaval, Het ABC van carnaval, met alle centrale begrippen. Uiteraard bestaan er ook talrijke goede studies door kenners vanaf Anton van Duinkerken (Verdediging van carnaval, 1928) tot aan het naslagwerk van Theo Fransen uit 2014, Hét carnavalsboek: van lentefeest tot festival.

Het aantal bijdragen vanuit de beeldende kunst is even talrijk, al vanaf de Oude Brueghel in 1559, De Strijd tussen Carnaval en Vasten, in de sfeer van een Vlaams marktplein, vol verborgen toespelingen. En al geruime tijd is carnaval opgenomen in de lijst van het culturele Werelderfgoed. Kortom, het ging en gaat erom het leven te vieren, of zoals het in de jaarlijkse Onderscheiding van de stad Aken, carnavalsstad sinds 1829, heet: Der Orden Wider den tierischen Ernst.


Tot slot nog een regel uit een carnavalslied uit Maastricht: Want de leefs mer eine Kier.


Karel Hupperetz

37 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page