
De Schrijfgroep komt maandelijks bijeen in de Dickens Room in de bibliotheek van Haren.
Hierbij een tekst van één van de ‘schrijvers’, Jean Wartena.
Opdracht was: Schrijf een stukje waar de woorden 'geld lenen' in voorkomen.
Voer ten minste twee personages in je verhaal op en laat je personages een dialoog voeren.
Goedbesteed geld 4 januari 2025
Ik knijp stevig in de handvaten van mijn volgeladen fiets. Bepakt met boodschappen fiets ik over het achterpad de laatste meters naar huis. Het begint al te schemeren. Ik zie met een half oog de achtertuinen van mijn buren, allemaal wonen we hier nu al ruim 25 jaar. Er zijn bomen, struiken, gazons, zitjes.
Schuddelend open ik de houten poort die toegang geeft tot onze tuin en zet de tassen met een zucht op de grond.
Ik hoor een zacht piepend geluid. Vreemd. Onbekend. Op m’n hoede kijk ik om me heen.
Dan zie ik haar. Verborgen tussen de bamboe, de klimop, en de grote varens. Ze zit op de grond. Haar hoofd voorover gebogen tegen haar borst. Warrig haar, de handen angstvallig om haar handtas geklemd.
Ik sluit de poort, zet mijn fiets op de standaard, maar hou de vrouw in de gaten.
“Goedemiddag!” roep ik maar eens. Ik hoor dat mijn stem wat trilt.
Weer dat piepende geluid als reactie. Ze beweegt nauwelijks.
Ik pak in een impuls een flesje water uit de fietstas en een pak stroopwafels.
Er staan hier twee tuinstoelen. Vlak bij de vrouw ga ik op een stoel zitten. “Wat kan ik voor u doen, mevrouw? Wat zoekt u? Wilt u even hier komen zitten?”
Langzaam gaat haar hoofd omhoog, met grote onrustige ogen kijkt ze mij aan.
“Is het veilig? Is de poort op slot?” vraagt ze angstig, met een hoog stemmetje.
“Ja, hoor.” zeg ik, “U zult het wel koud hebben”.
Ik sta op en reik haar een hand. Met wat gesjor en getrek komt ze zacht kreunend overeind, en komt behoedzaam naast mij zitten. We kijken elkaar verwonderd aan. Ik geef haar het flesje water dat ze achter elkaar leeg drinkt. Ook de stroopwafels lust ze wel.
Opeens zegt ze “Harry zit achter me aan, hij wil me dood hebben. Ik durf niet meer naar huis.”
“Harry?” vraag ik verbaasd.
“Mijn vriend. Ik liep weg, maar hij kwam me achterna. Toen hij een maat van hem zag, Pier, kon ik gauw wegwezen. Ik weet hier niet eens de weg, dus ik was blij dat ik dit plekje in uw tuin vond om me te verstoppen.”
“Heus?” Wat was dit een raar verhaal, dacht ik. Maar ook heel sneu, en ze was echt overstuur.
“Waar kunt u nu heen? Heeft u familie?”
“Mijn zus woont in Sappemeer, maar ja ik heb geen geld. Ben als een kip zonder kop uit huis gegaan. Stom, hè?!” Er volgt een miniem glimlachje.
Ik zie mijn handtas staan. Hij is zo vol dat ik hem bij het afrekenen bij de supermarkt haast niet dicht kon krijgen.
“Hoe heet uw zus?”
“Anita.” mompelt ze. Ik voel dat ze de waarheid spreekt. En dan zacht zuchtend “Kunt u mij misschien wat geld lenen?’ Ze verbergt haar hoofd weer in haar handen en begint zachtjes te snikken.
“Als Harry me maar niet hier buiten staat op te wachten!” Ze tuurt onzeker in de richting van het achterpad.
Opeens weet ik wat me te doen staat.
Deze vrouw heeft mij nu nodig. Terwijl ik een briefje van twintig euro in haar hand froemel, sta ik op.
“Ik loop met je mee naar het busstation, da’s tien minuutjes, en als je Harry ziet gaan we gewoon keihard gillen. En voor de zekerheid neem ik deze hockeystick van m’n kleinzoon mee.”
Ongelovig kijkt ze mij aan. “Echt??” Dat zou heel aardig van u zijn!” Ze gaat nu toch ook maar staan en veegt nog wat restjes aarde van haar jas.
Ik doe voorzichtig het hek van de tuinpoort weer van slot. De kust lijkt veilig en we vertrekken, zij af en toe nog angstige kreetjes slakend en steeds om zich heen kijkend.
Door het raam van de bus naar Sappemeer kijkt ze me nog kort aan, met een zachte blik. Ik heb beloofd te wachten totdat hij wegrijdt. Dan trekt de bus op en verdwijnt ze in de verte.
Het kon haast niet anders of ik had een goed besluit genomen.
Jean Wartena
reacties via info@geboektinharen.com
Comments