Mevrouw Irma Sluis zal voorlopig nog wel met regelmaat optreden bij de meldingen van het kabinet, zoals het er nu naar uitziet. Mooi Waark uit Drenthe wijdde al een lied aan haar en mogelijk zal een nieuwe sluis bij Velsen, de grootste ter wereld, haar naam krijgen.
Tegelijkertijd is het goed om te weten, dat die gebarentaal in ons land ooit in Groningen ontstond. Henri Daniel Guyot (1753-1828), een Waal uit België, studeerde aanvankelijk theologie aan de oude Universiteit van Franeker en was na een korte tijd in Dordrecht vanaf 1781 predikant van de Waalse gemeente in Groningen. Groningen was toen nog een stad met zo'n 20.000 inwoners.
Tijdens een verblijf in Parijs kwam hij in contact met Abbé Charles-Michel de l'Épée (1712-1789), de pionier van de Doofstommenzorg. Na zijn terugkeer had hij in zijn huis in de Brugstraat zijn eerste doofstomme leerlingen. Zijn instituut groeide snel en later werd aan het huis aan de Ossenmarkt /Nieuwe Boteringestraat de Dovenschool ondergebracht. Door de snelle groei en de steeds grotere bekendheid werd hij in 1806 door koning Lodewijk Napoleon onderscheiden en in 1814 ontving hij een Eredoctoraat van de Groninger Universiteit.
Naast schrijven en liplezen had Guyot een gebarensysteem ontwikkeld, dat ondanks verzet door andere Instituten of bij een congres in Milaan een steeds grotere rol en invloed heeft gekregen. Overigens werden, als ik mij niet vergis, pas vanaf 1986 doventolken officieel benoemd en erkend. Uiteraard bestaan er in de gebarentaal talrijke ‘dialecten’/varianten, maar die expressieve lichaamstaal en sprekende gebaren hebben mij al heel vroeg gefascineerd. Inmiddels zijn er talrijke studies, congressen en exposities aan gewijd, heeft men onderzoek gedaan naar de parallellen met heel oude tradities van zwijgende monniken, die al heel vroeg een vorm van gebarentaal hadden ontwikkeld, en verscheen er op 13 juli in de NRC een artikel van Boris Lemereis met de titel: Gebarentaal is voor doven de moedertaal.
Ik zal ook nooit een voorstelling in de Oosterpoort vergeten van de Theatre of the Deaf, door doofstomme acteurs, met een stille zaal met vrijwel alleen doofstommen, maar tegelijk een enorme levendigheid door hun gebaren, uitwisseling en contact. Het handtheater is in die zin zoiets als een universele, eigen, specifieke taal sinds de tweede helft van de 18de eeuw, die ooit in Groningen tot stand kwam.
Comentarios