Parkfontein
Nader je de vijver
dan vangt het ruisen aan
van wuivend stuiven
schitterende tranen
verwaaien in het licht
een regenboog
een onuitwisbaar gezicht
In deze aflevering:
- Dichters uit Haren (3)
- Stijlfiguren: Ironie etc. (theorie 2)
- Marjoleine de Vos
1. Dichters uit Haren (3).
In deze derde aflevering van de serie met werk van ‘onze eigen’ dichters aandacht voor Saskia de Boer. We kennen haar o.a. als schrijver van haiku’s. Elders op de site van Geboekt in Haren kunt u haar in die rol bewonderen. Naast dichter is Saskia ook fotograaf en haar beeldtaal zou je poëtisch kunnen noemen.
In 2016 won zij de schrijfwedstrijd ‘Haren Verbeeld’ met ‘Parkfontein’, een sfeervol gedicht over het Boeremapark. En op een steen aan de zuidingang van het park kunt u een ander gedicht van haar vinden.
Hieronder kiest Saskia voor het gedicht ‘Parelboom’; zij licht de keuze zelf toe.
Parelboom
Elke golf van
onder water adem
vangt het suizen
van de wind
een kern van oneffenheid
dwingt oesters
hun schulp te sluiten
voor lang geleden pijn
scherven van licht
breken de zeespiegel
in doorzichtige lagen
bloeien naakte parels
als manen in de nacht
Het gedicht Parelboom staat in de bundel Water en Vuur VII, gedichten bij beelden. Deze bloemlezing bevat nieuwe gedichten bij beelden in de openbare ruimte in Apeldoorn. De delen Water en Vuur verschenen ter gelegenheid van de landelijke oeuvreprijs voor beeldhouwers, De Wilhelmina-ring. De vormgeving van deze serie is uniek, met het handschrift van de dichter dat op transparant papier over de foto van het beeld valt. De Parelboom is een bronzen beeld van Louise Schouwenberg. Het staat bij de Parelvisserstraat aan de rand van de operawijk waar ik woonde toen ik school ging. De parels zijn van glas en lichten op als het donker wordt. Ze staan volgens de beeldhouwster symbool voor de multiculturele achtergrond van bewoners. In de jaren zestig kwamen er Turkse gastarbeiders in vier hoge flats wonen. Op de lagere school werden de Turkse kinderen af en toe uit de klas gehaald om Turks te leren voor als ze weer terug zouden gaan naar Turkije. Inmiddels zijn de flats op één na afgebroken.
Saskia
2. Stijlfiguren: Ironie, sarcasme, cynisme: op verzoek en uitsluitend voor die plog-lezers, die met een stukje literaire theorie hun (middelbareschool)kennis weer willen ophalen.
Ironie is een prachtig stijlmiddel (en niet alleen binnen de literatuur) om een mening of opvatting indirect te ventileren. In de meest zuivere vorm wordt het tegenovergestelde gezegd/geschreven van wat men eigenlijk bedoelt. De manier waarop dit gebeurt en de context moeten ervoor zorgen dat de boodschap overkomt. Een paar voorbeelden:
‘Gefeliciteerd, jongens, met het vernielen van jullie eigen stad’ . Dat zei burgemeester Aboutaleb n.a.v. vernielingen en plunderingen tijdens de avondklokrellen.
(We zullen maar aannemen, dat zelfs de grootste vandaal dit niet heeft opgevat als een aansporing om door te gaan)
En u kent vast wel de slogan van Herman Finkers: ’Eén stoplicht springt op rood, een ander weer op groen. In Almelo is altijd wat te doen",
Wat breder gedefinieerd kan ironie gezien worden als een milde vorm van spot, een lichte verpakking met een serieuze inhoud. Een situatie of een opvatting wordt a.h.w. geïroniseerd. Ironie roept een (glim)lach op, kwetst niet. Sarcasme is scherper, bitterder en cynisme is een vorm van spot vanuit een kritische, wantrouwende grondhouding.
Aan Rika Slechts éénmaal heb ik u gezien. Gij waart Gezeten in een sneltrein, die den trein Waar ik mee reed passeerde in volle vaart. De kennismaking kon niet korter zijn. En toch, zij duurde lang genoeg om mij Het eindloos levenspad met fletsen lach Te doen vervolgen. Ach! geen enkel blij Glimlachje liet ik meer, sinds ik u zag. Waarom ook hebt gij van dat blonde haar, Daar de engelen aan te kennen zijn? En dan, Waarom blauwe oogen, wonderdiep en klaar? Gij wist toch, dat ik daar niet tegen kan! En waarom mij dan zoo voorbijgesneld, En niet, als ‘t weerlicht, ‘t rijtuig opgerukt, En om mijn hals uw armen vastgekneld, En op mijn mond uw lippen vastgedrukt? Gij vreesdet mooglijk voor een spoorwegramp? Maar, Rika, wat kon zaalger voor mij zijn, Dan, onder helsch geratel en gestamp, Met u verplet te worden door één trein?
Piet Paaltjens (1835-1894) Het werk van Piet Paaltjens loopt over van (zelf)spot. Hij spot met het romantische zwijmelen (in de mode ten tijde van de Romantiek) belachelijk door te overdrijven en dat terwijl hij zelf ook lijdt aan de liefde. Tegenwoordig is ironie een geliefd stijlmiddel bij de ‘plezierdichters’. Je zou Lévi Weemoedt en Hans Dorrestijn de Paaltjens van onze tijd kunnen noemen. Om af te ronden een sonnet van Jean Pierre Rawie, waarin die trein van Paaltjens weer een rol speelt bij het zien van de geliefde.
Jeugd vliegt uit Ik vergeet het wel eens in mijn biografie maar niet alles is triest in herinneringen! ‘k Had twee héél zelfstandige ouders, die op mijn zestiende al de deur uit gingen. Ze vonden werk, jong geluk, een nieuw kind of drie: ‘k was zó blij voor hen! Ik kon wel zingen!
Lévi Weemoedt
Pasen ( de eerste twee coupletten)
‘t Is Pasen, ’t is Pasen We eten chocolade hazen En we wandelen in nette kleren Omdat de Heiland moest creperen En in villa, krot of flatje Eet men eitjes uit een netje Van suikerwerk of chocola Want Jezus stierf op Golgotha
………………………
Hans Dorrestijn
NB. Ironie die overgaat in vorm sarcasme /cynisme
Weerzien
De trein die mij naar mijn voorbije liefdes voert heeft net als vroeger weer aanzienlijke vertraging. Het geeft niet wie er wie bij toerbeurt achternaging, haast altijd waren de verbindingen beroerd. Een tijdlang heb ik zelf gedacht dat het zo hoorde, dat je elkander mist om bij elkaar te zijn; na jaren, in de herfst, weer in dezelfde trein, denk ik alleen maar dat we niet zo erg goed spoorden. Wanneer ze mij begroet kus ik haar op de wang, want wij zijn voor elkaar toch niet meer te genieten en hebben al genoeg verkankerd en verpest. Het is misschien ook niet van wezenlijk belang: ik heb de kans om jong te sterven laten schieten en moet nu maar het beste maken van de rest.
Jean Pierre Rawie.
de video met een gedicht van Marjoleine de Vos is gemaakt Jacques Wester.
3. Marjoleine de Vos
Tot slot ‘lente-gedichten’ van Marjoleine de Vos. (zie de video hierboven en de twee hieronder)
Zij is vanuit Amsterdam gaan wonen op het Hogeland en is van het landschap gaan houden tijdens lange wandelingen. Ze heeft leren kijken, zoals ze zelf zegt in het boekje ‘Je keek te ver’, en ontdekte zo de schoonheid van de wierdedorpen, de kerken, de luchten, de waterlopen, akkers en weilanden: je hoeft niet te wachten op een positief reisadvies om verre streken te bezoeken
Ruimtevrees
Achter eilanden, daar weer achter dijken, zee en Zweden. Waar zou je heen? De blik verliest je met zichzelf in ruimte waar aankomst ver en ver te zoeken is. Niet voor de woerd die plotseling en onbedaarlijk groen het zonlicht en je oog inzwemt. Kijk bij je voet, maant hij, waar speenkruid bloeit, de lucht gespiegeld blauw is in het diep. Voel warmte op je neus, zie 't vroege blad van vlier. Je keek te ver. Wat je zoekt is hier.
Zie de Lente
Barst plots in de sneeuw de helleborus open
trompettert leven en knalt geel forsythia.
Guur waait de lente weg de stille winter
dun hoog licht verdrijft behaaglijk vuur.
Ineens moet alles uit zijn grond of tak
in bermen joelen paardebloemen
de kromme wilg rilt in zijn lichte groen.
Daar staan wij ook, naakt en koud met bloesem
in grijzig haar en willen warm en wild
en dat we houden van die schrille kleuren
van elkaar.
Friso Bavinck, april 2021
コメント