Al langer beschikte ik over een redelijk goed beeld van Jozef Israëls (1824 -1911) en Hendrik Willem Mesdag (1831-1915).0 \
Ik bestudeerde indertijd het lijvige boek van mijn collega Dieuwertje Dekkers: Jozef Israëls 1824-1911, 400 pag. Daarin gaf de auteur een levendig beeld vanaf Israëls Groningse jeugd aan de Vismarkt, via Academie Minerva tot en met zijn grote carrière. Iedereen kent ook het door Abraham Hesselink vervaardigde beeld naar Israëls schilderij Langs Moeders Graf (1856) aan het Hereplein in Groningen.
Mesdag was pas vanaf 1866 voltijdsschilder en samen met zijn echtgenote Sientje van Houten lid van de Haagse School.
Ook had Mesdag een rol bij Pulchri Studio. Beroemd werd hij in 1881 met zijn Panorama van Scheveningen. Meerdere keren bezocht ik die plek en de eigen grote collectie van Mesdag.
Merkwaardig genoeg wist ik van Otto Eerelman (1839-1926) eigenlijk niet meer dan zijn beroemde Paardenkeuring uit 1920. Dus aanleiding om mij daar eens mee bezig te houden en naarstig op zoek te gaan naar aanvullende informatie. Zo zou wellicht de vertekening en reductie van zijn veel omvangrijker oeuvre worden opgelost.
Eerelman werd geboren in de stad, in het Hoekhuis Zwanestraat-Oude Boteringestraat.
Zijn ouders bezaten daar sinds 1837 een wolkammerij voor wollen stoffen.
Na zijn schoolperiode ging hij in 1860 naar Academie Minerva en in 1864 naar de Academie van Antwerpen. Daarna ging hij in de leer bij de Fries-Britse kunstenaar Lawrence Alma-Tadema, grootmeester van historische taferelen vooral uit de klassieke oudheid. Vervolgens trok hij wat rond in Parijs, Brussel en Den Haag. Toen hij tot zijn teleurstelling ontdekte, dat de vraag naar historische taferelen zijn beste tijd had gehad, stortte hij zich op zogenaamde genreschilderingen met paarden, honden, de wereld van de jacht en het circus, naast portretten, stillevens en landschappen.
In 1907 keerde hij terug naar Groningen en betrok hij een huis aan de Hereweg, dat in later tijd werd gesloopt. Zijn specifieke thema’s, zijn stijl, zijn goede zakelijk inzicht, maakten van hem, zoals de titel luidde van een grote expositie in Nienoord (2015): Een Schilder van Aanzien.
In datzelfde jaar was er een tentoonstelling bij de Groninger Archieven: Eerelman en de smaak van de Groninger elite. Dat werd ook zeer duidelijk in het boek Otto Eerelman (1839-1926) van Harry Kraaij (Scriptum, 2012, 200 pag.).
Dat aanzien was al vroeg ontstaan door zijn Haagse contacten met Israëls en Mesdag, zijn lidmaatschap van Pulchri Studio en zijn ontdekking door het koninklijk huis. Opdrachten zoals Wilhelmina te paard, maken duidelijk dat het koningshuis viel voor zijn paarden, net zoals de adel voor zijn honden.
Eerelman werd ook door zijn zelfportret uit 1889 de schilder van de welgestelden, van opdrachtgevers als rijke burgers en de adel. De kop van een artikel in het Dagblad van het Noorden (25.4.2015) waardeerde hem zelfs als ‘successchilder en societyschilder’.
Groningen was in de 19de eeuw een provincie van paarden, van trekpaarden voor transport en vervoer, tot paardenfokkerijen en draverijen.
Al in 1867 schilderde Eerelman Circus Carré, en in 1898 werd met Het Frederiksplein in Amsterdam de kroning van Wilhelmina met veel paarden en cavalerie gevierd. En niet te vergeten de paardendraverijen in het Stadspark van Leopold Springer.
In 1920 schilderde Eerelman in opdracht van de gemeente Groningen De Paardenkeuring op de Grote Markt op 28 augustus. Daarin speelden paarden een grote rol, op Bommen Berend, op dat feestelijke moment.
Tot aan Het Peerd van Ome Loeks blijven paarden meer dan zichtbaar in de stad.
Zo is mijn beeld van deze derde schilder in de rij van de 19de eeuw toch wat scherper en concreter geworden en is Eerelman in mijn perspectief toch vooral een romantisch-realistisch genreschilder in de periode van de Haagse school en de impressionisten in Frankrijk.
Mijn favoriet is Arrenslee in winters landschap, een van zijn mooiste paardendoeken, sfeervol en bijzonder en moderner qua toets.
K.J.Hupperetz
Comments